De wielerwereld staat mogelijk aan de vooravond van een historische verandering. Er gaan berichten dat het veldrijden de modderige, adrenalinevolle mix van weg-, mountainbike- en hindernisrennen zou kunnen worden toegevoegd aan de Winterspelen van 2030. Voor legendes als Mathieu van der Poel en Wout van Aert betekent die mogelijke toevoeging veel meer dan zomaar een nieuwe startlijn: het zou hun langverwachte kans kunnen zijn om te strijden om olympisch goud in de sport die hun carrières vormgaf.
Veldrijden, van oudsher een wintersport, zweeft al jaren op de rand van olympische erkenning. De combinatie van technische stuurvaardigheid, pure kracht en meedogenloze uithouding past perfect bij de geest van de wintercompetities, maar de sport werd nooit officieel erkend door het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Dat zou nu kunnen veranderen. Bronnen binnen de Union Cycliste Internationale (UCI) bevestigen dat de gesprekken met het IOC vergevorderd zijn, waarbij de Winterspelen van 2030 vermoedelijk in de Franse Alpen als het meest realistische doel worden gezien.

Als veldrijden wordt toegevoegd aan het olympische programma, zou dat een doorbraak betekenen voor een van de meest gepassioneerde subculturen in de wielersport. De discipline heeft de voorbije jaren wereldwijd aan populariteit gewonnen dankzij de spectaculaire prestaties van Van der Poel en Van Aert, twee renners wier felle rivaliteit al meer dan tien jaar fans in de ban houdt. Beide mannen groeiden uit van veldritwonderkinderen tot veelzijdige wegrensterren, met zeges in monumenten als de Ronde van Vlaanderen, Milaan San Remo en Parijs–Roubaix, naast wereldtitels op verschillende terreinen. Toch zijn ze hun veldritroots altijd trouw gebleven, en keren ze elke winter terug naar de modder, sporen en balken waar hun verhaal begon.
Voor Van der Poel heeft het idee om voor olympisch goud te strijden op een veldritfiets een grote emotionele betekenis. “Veldrijden is altijd een deel van mijn identiteit geweest,” zei de Nederlander ooit. Zijn Belgische rivaal Van Aert deelt dat gevoel. “Een olympische veldrit zou de ultieme beloning zijn voor onze generatie,” merkte hij onlangs op. “Het zou de sport eindelijk de erkenning geven die ze verdient.”
Volgens het voorstel van de UCI wordt gedacht aan een compact en toeschouwervriendelijk format, met mannen- en vrouwenwedstrijden van ongeveer 50 minuten, op een parcours met sneeuw, ijs en modder omstandigheden die perfect passen bij het DNA van de sport. Organisatoren wijzen ook op de milieuvriendelijke aard van het veldrijden, aangezien de infrastructuurbehoefte minimaal is in vergelijking met andere winterdisciplines. Bovendien zou de mogelijke aantrekkingskracht op wielerfans wereldwijd een nieuw, jong publiek naar de Winterspelen kunnen trekken.
Als het plan wordt goedgekeurd, zou dat wielergeschiedenis schrijven. Het zou bovendien het toneel kunnen vormen voor een van de meest verwachte olympische duels ooit: Van der Poel tegen Van Aert, misschien wel voor de allerlaatste keer, in een strijd die nationale trots overstijgt en hun tijdloze rivaliteit nieuw leven inblaast.
Hoewel er nog geen definitieve beslissing is genomen, groeit het optimisme. Mocht het IOC zijn goedkeuring geven, dan zouden de Winterspelen van 2030 een spektakel kunnen bieden dat de rauwe kracht van het veldrijden combineert met de grandeur van de Olympische Spelen — en de sport eindelijk de wereldwijde erkenning schenken die ze al zo lang verdient.