Mijn gezondheid heeft mij gekweld voor wat als een eeuwigheid voelt. Elke voorbijgaande dag herinnert mij aan de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam en de grenzen van het uithoudingsvermogen. Ik dacht ooit dat kracht werd gemeten aan hoeveel pijn een mens kon verdragen, maar nu zie ik dat ware kracht soms betekent dat je weet wanneer je moet loslaten. Jarenlang heb ik gevochten — tegen ziekte, tegen wanhoop, en tegen de angst dat mijn dromen zouden verdwijnen voordat ik ze kon waarmaken. En nu, terwijl ik mij voorbereid om deze plek te verlaten, voel ik een diepe, ontmoedigende droefheid. Niet omdat ik zwak ben, maar omdat ik mens ben.

Er was een tijd dat ik geloofde dat niets mij kon tegenhouden. Ik jaagde mijn ambities na met al het vuur van mijn ziel. Ik maakte plannen, koesterde hoop, en zag een toekomst vol betekenis en impact voor mij. Maar pijn verandert alles. Het kruipt in je botten, in je gedachten, en al snel beginnen zelfs de eenvoudigste dingen onmogelijk te lijken. Ik heb het licht van mijn passie zien doven, niet door een gebrek aan wil, maar omdat mijn lichaam niet langer reageert op de eisen van mijn geest. Dat besef alleen al is een van de moeilijkste waarheden om te aanvaarden.
*Thuis* verlaten — de plek die mijn toevlucht, mijn troost en mijn stille getuige is geweest — voelt alsof ik een stukje van mijn ziel achterlaat. Binnen deze muren heb ik gelachen, gedroomd, gehuild, en talloze nachten van pijn en onzekerheid doorstaan. Deze plek heeft mij op mijn sterkst en mijn zwakst gezien. Het nu moeten verlaten, terwijl mijn hart zich nog vastklampt aan onvervulde dromen, is een hartbreuk die ik nauwelijks onder woorden kan brengen.
Ik heb geprobeerd het idee van loslaten te bestrijden. Ik zei tegen mezelf dat wonderen gebeuren, dat misschien morgen verlichting zou brengen, dat mijn kracht misschien zou terugkeren. Maar de waarheid is dat hoe meer ik me vastklampte, hoe meer ik leed. Mijn gezondheid heeft mij meer afgenomen dan ik ooit had kunnen voorstellen — het heeft de illusie van controle weggenomen, en mij eraan herinnerd dat het leven soms zijn eigen einde schrijft, hoe hard wij ook proberen het script te herschrijven.
Toch wil ik geloven dat weggaan geen nederlaag betekent. Misschien is het een daad van vrede — een erkenning dat er zelfs in pijn waardigheid schuilt. Ik hoop dat degenen die mij kenden, zich niet de man herinneren die moeite had om te staan, maar degene die weigerde te stoppen met dromen, zelfs toen zijn lichaam faalde.
Terwijl ik een laatste blik werp op *thuis*, voel ik zowel verdriet als dankbaarheid. Verdriet om de dromen die onafgewerkt blijven, dankbaarheid voor de kans om ooit gedroomd te hebben. Mijn reis is misschien niet geëindigd zoals ik had gehoopt, maar misschien is dat de essentie van het leven — het ontvouwt zich zelden zoals wij plannen.
Als dit afscheid is, laat het dan eerlijk worden gezegd: ik ben ontmoedigd om te vertrekken, maar ik vertrek met liefde, nederigheid, en de stille hoop dat ergens voorbij deze pijn, vrede op mij wacht.












