VoorJasper Philipsen is de kick van sprinten met 70 km/u, ellebogen in een felle strijd om positie, altijd de risico’s waard geweest. Maar in de maanden na een zware valpartij eerder dit seizoen heeft de Belgische sprinter te maken met een veel hardnekkigere tegenstander dan welke rivaal in het peloton ook — de terugkerende pijn in zijn sleutelbeen.
“Het is frustrerend,” geeft Philipsen toe. “Sommige dagen voel ik me bijna normaal en denk ik dat het achter me ligt… en dan de volgende dag is de pijn er weer, scherp en zeurend, alsof het me eraan herinnert dat ik nog niet volledig hersteld ben.”

De blessure ontstond tijdens een vroegseizoenswedstrijd, waar Philipsen in een massale valpartij terechtkwam, slechts enkele meters voor de finish. Hoewel eerste scans een breuk bevestigden, leek de operatie en het herstelproces voorspoedig te verlopen. Hij keerde binnen enkele weken terug naar de training en pakte zelfs enkele podiumplaatsen. Maar onder de oppervlakte had de schade zijn sporen achtergelaten.
Wielrenners staan erom bekend door pijn heen te rijden, vaak op pure wilskracht, met blessures die de meeste mensen aan bed zouden kluisteren. Toch zegt Philipsen dat deze sleutelbeenblessure anders aanvoelt. “Je kunt door bepaalde pijntjes heen — stijve benen, blauwe plekken, spiervermoeidheid — maar een sleutelbeenblessure beïnvloedt je hele bovenlichaam. Sprinten is niet alleen benen; je trekt hard aan het stuur en stabiliseert je romp. Als je sleutelbeen elke keer protesteert, kun je onmogelijk voluit gaan.”
Het medische team van de ploeg houdt hem nauwlettend in de gaten, past zijn trainingsbelasting aan en onderzoekt behandelopties. Fysiotherapie richt zich op mobiliteit en kracht, terwijl regelmatige scans verborgen complicaties moeten uitsluiten. Toch maakt de onvoorspelbaarheid van de pijn het plannen van zijn wedstrijdprogramma lastig. “We kunnen geen data omcirkelen en zeggen: ‘Tegen dan ben je 100%.’ Het is meer een dag-tot-dag-inschatting.”
Voor Philipsen is deze onzekerheid mentaal slopend. Als een van de beste sprinters ter wereld is zijn carrière gebouwd op minuscule marges — een halve wielbreedte, een fractie van een seconde, een laatste explosieve kracht. Elke aarzeling, zelfs onbewust, kan het verschil maken tussen winnen en vijfde worden. “Als de pijn opspeelt, aarzel je. En in een sprint is aarzeling fataal.”
Ondanks deze tegenslag blijft Philipsen vastberaden. Hij laat zich inspireren door renners die herhaaldelijk van blessures zijn teruggekomen, en noemt veteranen die botbreuken, operaties en comebacks hebben doorstaan. “Het zit in het DNA van het wielrennen — je valt, je staat weer op. Soms duurt het langer dan je wilt, maar je gaat door.”
De komende weken worden cruciaal voor zijn seizoen. Hoewel de verleiding van grote sprints in de Vuelta of de najaarsklassiekers groot is, wil Philipsen niets overhaasten. “Ik kom liever een maand later terug op volle kracht dan dat ik er een chronisch probleem van maak.”
Voorlopig is zijn strijd evenzeer met zijn eigen lichaam als met zijn tegenstanders. Het herstelpad is zelden een rechte lijn — en voor Jasper Philipsen is het er een die hij koste wat kost wil uitsprinten, ook al duurt het langer dan gepland.