Wanneer Tom Dumoulin over wielrennen spreekt, luistert het peloton nog altijd. De Nederlander, een Grote Ronde-winnaar en voormalig wereldkampioen tijdrijden, heeft de sport van dichtbij meegemaakt op het scherpst van de snede. Dus toen hij de glooiende wegen van Rwanda verkende tijdens een parcoursverkenning voor het WK 2025, droeg zijn conclusie zowel gewicht als onvermijdelijkheid.
“Ik kan aan geen andere naam denken dan Tadej Pogačar,” verklaarde Dumoulin, bijna alsof de beslissing al genomen was. Voor hem is het parcours een doek dat perfect geschikt is voor de Sloveense kunstenaar van het moderne wielrennen steile hellingen, ijle lucht en een meedogenloos ritme.

Het Rwandese parcours, dat nu al wordt bestempeld als een van de zwaarste in de recente WK-geschiedenis, slingert zich door het hooggelegen terrein rond Kigali, waar klimmen diep snijdt en herstel schaars is. Voor Dumoulin, die weet wat het betekent om te vechten tegen zuurstofschuld in de dunne lucht, was het oordeel simpel: Pogačar floreert waar anderen bezwijken. “Dit is geen parcours voor pure sprinters, noch voor renners die hopen zich te verstoppen en pas laat tevoorschijn te komen. Dit is een slagveld waar uithoudingsvermogen, explosiviteit en tactische genialiteit samen moeten vallen. Dat is Pogačars speeltuin,” legde hij uit.
De vergelijking met eerdere edities is opvallend. Het WK in Leuven 2021 was er voor aanvallers, Wollongong 2022 testte de taaie renners, Glasgow 2023 leverde chaos op en Zürich 2024 draaide om afmatting. Maar Rwanda 2025? Dumoulin benadrukt dat het anders is gemaakt voor één man die al twee Tours de France, talloze monumenten en een olympische titel op zak heeft. “Hij rijdt met een rustig gezicht, maar vanbinnen is hij een vulkaan van kracht. Wanneer de stijgingspercentages boven de 10 procent gaan, lijdt hij niet—dan versnelt hij. Dat is het verschil.”
Critici wijzen mogelijk naar rivalen. Remco Evenepoel, al eens wereldkampioen, floreert in solo-aanvallen. Wout van Aert en Mathieu van der Poel hebben bewezen dat ze wedstrijden naar hun hand kunnen zetten. Toch haalt Dumoulin zijn schouders op bij zulke tegenargumenten. De hoogte, zegt hij, is beslissend. “Remco zal het proberen, natuurlijk, maar deze omstandigheden zijn meedogenloos. Wout en Mathieu zijn geweldig, maar dit is niet Vlaanderen, niet Roubaix. Dit is Rwanda, en Rwanda behoort aan klimmers die nooit breken.”
Volgens Dumoulin is het ook een kwestie van psychologie. Pogačars seizoen, al overgoten met triomfen, draagt een zweem van onvermijdelijkheid. Hij heeft zijn vorm dieper in het jaar behouden dan de meesten durven, zijn honger naar competitie onverzadigbaar. “Wat hem onderscheidt,” zei Dumoulin, “zijn niet alleen zijn benen. Het is zijn liefde voor de koers. Hij vreest geen risico. Hij valt aan op 100 kilometer van de meet als hij het voelt. Die moed wint wereldkampioenschappen.”
Terwijl de countdown naar Rwanda verdergaat, voegt Dumoulins oordeel een laag van verwachting toe. Voor hem staat de regenboogtrui niet ter discussie maar wacht enkel op officiële overdracht. “Natuurlijk kan wielrennen ons verrassen,” gaf hij met een glimlach toe. “Maar als ik alles op één naam moest zetten? Dan is het Tadej. Alleen Tadej.”
In de hooglanden van Rwanda, waar geschiedenis geschreven zal worden op wegen die nooit eerder het toneel waren van de ultieme wielerprijs, weerklinkt Dumoulins overtuiging: de regenboog lijkt voorbestemd om op Pogačars schouders te vallen.