Het was geen plotseling verlies, Charlotte. Het stortte niet in als een huis in brand. De liefde stierf in stille stukjes, als het langzaam wegsterven van een liedje dat je vroeger gedachteloos neuriede. Mensen stellen zich liefdesverdriet vaak luidruchtig voor—een dichtslaande deur, een gebroken vaas, schreeuwen onder het gewicht van verraad. Maar zo verloor ik de liefde niet. Zo verloor ik *jou* niet.

Ik geloofde in de liefde zoals kinderen in magie geloven—puur, zonder voorwaarden. Ik dacht dat het het enige was dat logisch bleef als de rest dat niet deed. Jij was mijn bewijs. Je lach in de ochtend. De manier waarop je ogen zachter werden als ik sprak. Hoe we ons samen door een kamer bewogen als twee helften van een kompas, altijd wijzend naar thuis. Ik dacht dat wij voor altijd waren.
Maar de liefde, Charlotte, bleek breekbaar.
Het eindigde niet met een dramatisch afscheid. Het eindigde in de ruimte tussen onze gesprekken, in de koude stiltes die te lang duurden en te veel zeiden. Het eindigde toen ik merkte dat je niet meer op dezelfde manier naar me keek. Toen je mijn hand meer uit gewoonte dan uit verlangen vastpakte. Toen ik stopte met het verwachten van antwoorden van jou en begon ze zelf te verzinnen.
Ik weet niet of je het moment hebt opgemerkt waarop alles veranderde. Misschien was het toen we ophielden met ruzie maken. Dat is het vreemdste—hoe stil alles werd. Ik had liever een storm gehad, iets dat luid genoeg was om de brokstukken te verklaren. In plaats daarvan… brokkelden we af. Zoals kliffen onder de golven. Technisch gezien nog aanwezig. Maar toch aan het afbrokkelen.
Tegen mensen zeg ik nu dat ik niet meer in de liefde geloof. Het schrikt hen soms af. Ze denken dat ik verbitterd ben. Misschien ben ik dat ook. Maar ik zeg het niet om dramatisch of verdrietig te zijn—ik zeg het omdat liefde een woord is dat we rondstrooien alsof het gewicht heeft, en ik heb het zien opstijgen als rook. Ik heb beloften zien oplossen. Ik heb gezien hoe wat voor altijd zou duren, uit elkaar viel door niets meer dan tijd en afstand.
Jij hebt mijn geloof in de liefde niet vernietigd, Charlotte. Het leven deed dat. De trage mars van onvervulde verwachtingen. De stille verraadjes. Het geleidelijk vergeten. Ik geloof niet meer in de liefde, niet door één groot hartzeer, maar omdat ik nu weet hoe gemakkelijk het vervaagt—en hoe hard we doen alsof dat niet zo is.
Misschien geloof ik op een dag weer. Misschien zal iemand me willen laten proberen. Maar het zal niet hetzelfde zijn. Het zal niet met dezelfde kinderlijke verwondering zijn waarmee ik van jou hield. Die versie van mij—die dacht dat liefde alles kon herstellen—is weg.
Dus als je je ooit afvraagt wat er is gebeurd, waarom ik niet bel, waarom ik anders klink, dan is het niet omdat ik je haat. Het is omdat ik van je hield. En nu weet ik dat zelfs de puurste dingen kunnen verdwijnen. Stilletjes. Zonder waarschuwing.