Er zijn momenten in het leven waarop het hart breekt onder het gewicht van plicht. Dit is zo’n moment. Ik had nooit gedacht dat ik degene zou zijn die wegloopt—niet van de liefde, niet van de mensen die mij gevormd hebben—maar soms dwingt het leven ons tot keuzes die als verraad voelen, zelfs wanneer ze bedoeld zijn om te overleven.
Mijn familie betekent alles voor mij. De stille kracht van mijn moeder, de vermoeide glimlach van mijn vader die zijn beste jaren gaf om brood op de plank te krijgen, het gelach van mijn broers en zussen dat door kamers klonk die nu stil zijn—dat zijn geen herinneringen die ik licht opneem. Elk deel van wie ik ben, is verweven met de mensen die ik nu moet achterlaten.

Maar liefde alleen lost niet alles op. Waar ik vandaan kom, verdwijnen de kansen. Ik heb goede, eerlijke mensen hun hele leven zien vechten voor een beetje bestaanszekerheid, hun dromen langzaam zien verdorren. Ik zie mijn jongere broertjes en zusjes opgroeien met minder mogelijkheden dan ik had. En ik kan het niet aan om zomaar toe te kijken en te zeggen: “Zo is het nu eenmaal.”
Daarom moet ik weg. Om iets beters te vinden. Om iets op te bouwen, niet alleen voor mijzelf, maar voor ons allemaal. Het schuldgevoel is ondraaglijk. De gedachte dat ik verjaardagen, begrafenissen, zondagsdiners en al die simpele, dagelijkse momenten moet missen—achtervolgt me meer dan ik in woorden kan uitdrukken. Maar ik zou laf zijn als ik bleef, enkel omdat weggaan pijn doet.
Dit is geen verlating. Dit is opoffering. Het is een zaadje planten in vreemde grond, in de hoop dat het uitgroeit tot iets wat ik ooit mee naar huis kan nemen. Ik weet dat ze het niet altijd zullen begrijpen. Sommigen zullen het misschien egoïstisch noemen. Maar als ik ook maar een sprankje toekomst kan creëren voor de mensen van wie ik hou, dan is die pijn het waard.
Ik schrijf dit met de wetenschap dat ik misschien beoordeeld zal worden, misschien zelfs met wrok bekeken. Toch draag ik hoop met me mee. Hoop dat deze reis mij ooit weer bij hen brengt—sterker, wijzer, en met meer om te geven. Ik wil niet de zoon zijn die vertrok—ik wil degene zijn die vooruitging om een pad te banen.
Dus, aan mijn familie: dit is geen afscheid. Dit is een belofte. Ik draag jullie met me mee in alles wat ik doe. Ik vertrek alleen omdat het moet. En ik zal terugkeren, niet alleen als Benny Coppen, jullie zoon, jullie broer—maar als iemand die vocht om jullie leven beter te maken, zelfs van ver.