Meer dan twee decennia lang leidde Werner De Smedt wat velen een stabiel leven zouden noemen: een lange relatie, een gedeeld huis, een voorspelbaar ritme dat de buitenwereld vaak verwarde met geluk. Als acteur transformeerde hij moeiteloos op het scherm, gleed hij in en uit rollen met precisie. Maar in zijn privéleven speelde hij al 21 jaar hetzelfde personage — een rol die hij nooit in vraag stelde, een script dat hij nooit durfde te herschrijven.
Tot nu.
Wat hij beschrijft is geen bitterheid, geen spijt, maar het trage ontwaken van een ongemakkelijke waarheid. “Je kunt samen groeien,” zegt hij, “maar je kunt ook in tegengestelde richtingen groeien.” En bij hem gebeurde dat zo stil dat hij de afstand pas merkte toen die op een dag als een oceaan aanvoelde. Twee mensen onder hetzelfde dak, die dezelfde routines deelden, maar vreemden werden in alles wat echt belangrijk was.

Er waren geen grote ruzies, geen kapotte borden, geen plotse verraad. Alleen de subtiele erosie van verbinding — gesprekken die logistiek werden, lachen dat zeldzaam werd, stiltes die elk jaar een beetje langer rekten. In zijn vroege veertiger jaren dacht Werner dat dit simpelweg het natuurlijke wegzakken van langdurige liefde was. Maar in zijn vijftiger jaren begon hij het anders te zien: niet wegzakken, maar krimpen.
Hij herinnert zich het moment van helderheid met opvallende rust. Het werd niet veroorzaakt door een crisis, een nieuwe liefde of een schokkende ontdekking. Het was gewoon een middag als alle andere. Hij keek tijdens de lunch aan de overkant van de tafel en vroeg zich af — met een zwaarte die hij niet langer kon negeren: Wie zijn we nog voor elkaar? De realisatie voelde zowel wreed als bevrijdend. Wreed, omdat ze het gewicht droeg van 21 gedeelde jaren; bevrijdend, omdat hij zichzelf eindelijk toestond de vragen te stellen die hij jarenlang had begraven.
Hij geeft haar niet de schuld. Ook zichzelf niet. Mensen evolueren. Interesses verschuiven. Dromen veranderen van vorm. De persoon die je was op je 25e is zelden dezelfde als wie je bent op je 46e. “We begonnen met dezelfde dingen leuk te vinden,” mijmert hij. “Maar ergens onderweg werd zij iemand anders, en ik ook. En geen van ons beiden had het door.”
Wat volgde was geen explosie maar een zachte ontknoping — een wederzijds begrip dat samenblijven uit gewoonte de leegte alleen maar zou verdiepen. Een relatie van 21 jaar beëindigen is geen mislukking, benadrukt Werner. De mislukking zou geweest zijn om te blijven doen alsof. Om een leven voort te zetten dat niet langer paste. Om een personage te blijven spelen waarin hij niet meer geloofde.
Vandaag spreekt hij niet met verdriet, maar met een bijna verrassende sereniteit. Hij is een nieuw hoofdstuk ingestapt — niet gedefinieerd door wrok, maar door eerlijkheid. “Het heeft me 21 jaar gekost om het te zien,” zegt hij. “Maar zodra je jezelf eindelijk de waarheid vertelt, wordt alles weer mogelijk.”
Een breuk na twee decennia lijkt misschien een einde. Voor Werner De Smedt is het de eerste echte beginzin die hij in jaren heeft geschreven.














