Voor João Almeida zou deze Tour de France een nieuwe stap vooruit zijn in een carrière die gestaag richting de top van de wielersport klimt. De Portugese renner van UAE Team Emirates kwam naar de Tour met grote ambities: Tadej Pogačar ondersteunen, kansen op etappezeges grijpen als die zich voordeden, en misschien zelfs zelf een rol spelen in het klassement als de weg het toeliet. Maar wielrennen, dat weet Almeida maar al te goed, loopt zelden zoals gepland.

De valpartij in etappe 7 veranderde alles. Het haalde niet de voorpagina’s zoals massale valpartijen dat wel doen — geen dramatische helikopterbeelden van kapotte fietsen — maar voor Almeida is de impact hardnekkig, koppig en genadeloos gebleven. “Het was eigenlijk een stomme val,” zei Almeida met een vermoeide glimlach. “Niet eens in een afdaling of in de eindsprint — gewoon zo’n moment dat je op de verkeerde plek op het verkeerde moment zit.”
In het begin probeerde hij het van zich af te schudden. Renners zijn gehard tegen pijn; blauwe plekken, schaafwonden en stijve spieren horen erbij. Almeida, bekend om zijn koele hoofd en sterke benen, dacht dat hij er wel doorheen kon rijden. En dat deed hij — een tijdje. Maar naarmate de Tour de bergen in trok, werd de realiteit duidelijk: de val had meer achtergelaten dan alleen schaafwonden. De diepere kneuzingen, de stijfheid in zijn rug en de doffe pijn in zijn heup maakten van elke klim een mentale strijd.
“Ik hoopte elke dag dat ik wakker zou worden en dat het beter zou voelen,” legde hij uit. “Ik heb alles gedaan met het team — fysio, rust, behandeling — maar het zit er nog steeds. In de bergen kun je niets verbergen.”
Als je het peloton op tv ziet, vergeet je makkelijk hoe meedogenloos eerlijk de weg is. Elke zwakte wordt blootgelegd, elk pijntje wordt uitvergroot tot een berg. Voor Almeida was elke steile helling als een handrem. Op dagen dat hij eigenlijk Pogačar moest helpen om de bergen in vuur en vlam te zetten, vocht hij er alleen maar voor om de schade te beperken.
Na lange gesprekken met het team nam Almeida de moeilijke beslissing: zijn ambities opzijzetten, binnen zijn grenzen rijden en zich richten op het doorkomen van elke etappe zonder meer schade op te lopen. “Het is moeilijk, want de benen zijn goed, afgezien van dit,” zei hij. “De conditie is er, de vorm is er. Maar als je lichaam niet mee wil, dan maakt dat niets uit.”
Natuurlijk is er teleurstelling. Almeida is een vechter. Hij heeft zijn reputatie opgebouwd op doorzettingsvermogen — hetzelfde karakter dat hem een top-vijfklassering in de Giro d’Italia opleverde en hem een vertrouwde luitenant maakte voor de grote ambities van UAE. Nu een stap terug doen druist in tegen elk instinct. Maar in een race die zo genadeloos is als de Tour de France, is zelfbehoud soms de moedigste keuze.
“Ik ga geen risico nemen om het erger te maken,” zei Almeida. “We hebben de Olympische Spelen, misschien de Vuelta, de rest van het seizoen — ik moet verder kijken dan alleen deze ene koers.”
Voor nu is het plan simpel: blijven rijden, het team ondersteunen waar hij kan, de laatste week zo goed mogelijk doorkomen en herstellen. Geen heldendaden, geen last-minute glorie in een ontsnapping. Alleen het stille uithoudingsvermogen van een renner die weet dat soms overleven gelijkstaat aan winnen.
“Ik kom terug,” voegde Almeida er met een kleine schouderophaal aan toe. “Alleen nu niet op honderd procent. Dat is wielrennen.”
In het meedogenloze theater van de Tour de France zal João Almeida’s beslissing om een stapje terug te doen misschien niet de samenvattingen halen. Maar het is een herinnering dat achter elke renner, elk rugnummer op het scherm, een menselijk verhaal schuilt — geschreven in pijn, geduld en de hoop dat de volgende koers weer een nieuwe kans biedt om te vechten.