Wij zijn geweldige rassen — wielrenners. Het maakt niet uit hoe de wereld ons ziet: gekleed in lycra, zweet druipend van ons gezicht, benen gladgeschoren als die van zwemmers, diep gebogen over het stuur terwijl de wind langs onze oren giert. Sommigen zien ons als vreemde wezens: een flits van neon op een landweg, een ergernis in het stadsverkeer, een eenzame figuur die rondjes draait in de regen terwijl iedereen binnen de warmte opzoekt. Maar onder de helmen en het doorzettingsvermogen zit een koppig soort mens dat weigert stil te zitten.

Wielrennen is meer dan een sport — het is een denkwijze. Het is vechten tegen de stem die zegt dat je moet stoppen wanneer je longen branden en je dijen schreeuwen. Het is opstaan bij het ochtendgloren, als de wegen nog leeg zijn, de lucht nog niet weet welke kleur ze moet dragen, en de wereld van jou lijkt te zijn — samen met het gezoem van je wielen. Het is ook kameraadschap: een knikje van een onbekende die je passeert, een hand op de rug van een ploegmaat wanneer de klim genadeloos wordt, een bidon uit het autoraam aangereikt terwijl de zon meedogenloos brandt.
Wij zijn geweldige rassen omdat we lijden aanvaarden als de prijs voor vrijheid. De wind die onze gezichten snijdt, is dezelfde wind die ons laat voelen dat we leven. De regen die ons tot op het bot doorweekt, leert ons vol te houden. We leren onze fietsen te repareren langs de weg, onze eigen wonden te verzorgen, opnieuw op te stappen na een val. Onze harten worden groter, onze benen sterker, onze geest rustiger. In een wereld die verslaafd is aan gemak en snel succes, herinneren wij eraan dat sommige reizen verdiend moeten worden — kilometer na pijnlijke kilometer.
Kijk naar het peloton — een wervelwind van kleur, verschillende landen, accenten, verhalen, allemaal bewegend als één levend organisme. Daarbinnen zijn kampioenen die alleen winnen, maar nooit zonder de stille hulp van trouwe knechten. Er zijn debutanten die hopen de sprong te maken, oude legendes die nog één seizoen het tricot aantrekken, en werkpaarden die misschien nooit juichend over de streep komen, maar alles geven. We komen in vele vormen en rollen, maar we delen dezelfde weg, dezelfde wind, dezelfde honger om verder te gaan dan gisteren.
Wij zijn geweldige rassen, want wielrennen leert nederigheid en grootsheid tegelijk. Een berg kan de sterkste renner breken. Een lekke band kan de dag van een kampioen verpesten. Een eenzame renner, koppig genoeg, kan het peloton te slim af zijn. Het is pas voorbij als de streep gehaald is — en zelfs dan wacht morgen met nieuwe wegen om te overwinnen.
Dus lach maar als je ons ziet in de kou of in de regen. Maar weet dit: elke pedaalslag is het bewijs dat we ervoor kiezen om te vechten, terwijl opgeven zoveel makkelijker zou zijn. Wij zijn geweldige rassen — wielrenners — hoe het er ook uitziet van buitenaf.