Het gordijn gaat open voor het wielerseizoen 2026 met een confrontatie die meer weg heeft van een Grote Ronde-topaffiche dan van een continentaal kampioenschap. Het Europees Kampioenschap op de weg, verreden in het bergachtige Slovenië, opent het jaar met een zeldzaam spektakel: Tadej Pogačar, Remco Evenepoel en Jonas Vingegaard aan de start van dezelfde koers. Voor de fans is het een cadeau; voor de rivalen een test van kracht, vorm en psychologie aan de vooravond van een nieuw lang seizoen.
Wat deze

Pogačar verschijnt in de regenboogtrui die hij enkele maanden geleden in Kigali veroverde, en blijft dé man om te kloppen. De wereldkampioen sprak al over zijn trots om het EK naar Sloveense wegen te brengen, en hij zal zowel de last als de steun van het thuispubliek voelen. Met zijn explosieve klimvermogen en dodelijke eindsprint ligt het heuvelachtige parcours rond Ljubljana hem perfect.
Evenepoel daarentegen start met iets te bewijzen. De Belg kende een grillig 2025, waar genialiteit werd afgewisseld met frustratie. Een sterk resultaat hier zou critici het zwijgen opleggen en de toon zetten voor zijn ambities in Luik, de Giro en verder. Zijn tijdritmotor, gecombineerd met aanvallend vernuft, maakt hem de joker van de wedstrijd – als hij aarzeling voelt, zal hij van ver toeslaan.
En dan is er Vingegaard, de meester van consistentie en controle. Hoewel hij doorgaans op zijn best is in juli, toont de keuze van de Deen om zijn seizoen te beginnen op het EK serieuze intenties. Bekend om zijn koelbloedige en berekende aanpak, zal Vingegaard waarschijnlijk wachten tot het beslissende moment. Tegen de onvoorspelbare agressie van Pogačar en Evenepoel kan geduld zijn wapen zijn.
Naast dit toptrio zijn er nog genoeg andere kanshebbers. Rijders als Mads Pedersen, Wout van Aert en Mattias Skjelmose voegen tactische lagen toe die de koers kunnen kleuren. Toch zullen de blikken van het publiek onvermijdelijk gericht blijven op de “grote drie”, wiens rivaliteit de sport de afgelopen vijf jaar heeft gedomineerd.
Voor het wielrennen zelf kan het belang van deze koers nauwelijks overschat worden. Het EK heeft vaak moeite om dezelfde status te bereiken als een WK of Monument. Maar de combinatie van Slovenië als decor, het vroege seizoensmoment en de aanwezigheid van de drie grootste renners van hun generatie, tilt dit evenement op tot een absolute topwedstrijd. Het is niet alleen een strijd om de titel – het is een krachtmeting over waar het machtscentrum in 2026 zal liggen.
De vraag blijft: zal Pogačar zijn thuispubliek opnieuw verwennen met een dominante show, zal Evenepoel de koers in vuur en vlam zetten met zijn durf, of zal Vingegaards koele geduld de doorslag geven? Wat de uitkomst ook wordt, één ding staat vast: het nieuwe wielerjaar begint niet stilletjes, maar met donder.