Wanneer de titelverdediger drie dagen voor de koers hard ten val komt, verwacht je meestal niet dat zijn team wint. Maar Alpecin-Deceuninck had die memo gemist op zaterdag bij Milaan-San Remo. Zelfs terwijl een gehavende Jasper Philipsen aan de voet van de Cipressa uit het peloton moest lossen, begon Mathieu van der Poel zijn motor op te toeren, klaar voor alles wat Tadej Pogačar (UAE Team Emirates-XRG) tegen hem zou inbrengen.
Een halfuur later gleed Van der Poel als eerste over de finish op de Via Roma, goed voor een historische overwinning. Hij werd de eerste oud-winnaar die opnieuw Milaan-San Remo won sinds Óscar Freire in 2010 zijn derde zege behaalde. Maar er was meer: Van der Poel leidde Alpecin-Deceuninck naar de eerste team-“three-peat” in meer dan 50 jaar. Het laatste team dat zo’n prestatie neerzette? Molteni, geleid door Michele Dancelli in 1970 en vervolgens niemand minder dan Eddy Merckx in 1971 en 1972.
Als wielervolgers vandaag praten over “superteams” in de sport, in een tijdperk waarin teambudgetten veel hoger liggen dan tien jaar geleden, verwijzen ze meestal naar ploegen als UAE, Visma-Lease a Bike en Ineos Grenadiers – teams met enorme loonlijsten en een lange erelijst. Alpecin-Deceuninck daarentegen werd pas in 2023 een WorldTeam, maar heeft nu al vier van de laatste zes Monumenten gewonnen.
Van der Poels reactie aan de finish en zijn daaropvolgende commentaren maakten duidelijk hoeveel deze nieuwste San Remo-zege voor hem en zijn ploeg betekende.
“Het was behoorlijk emotioneel na de finish, omdat de koers zo zwaar was,” zei hij. “Het is moeilijk te geloven dat ik opnieuw een Monument win. Het blijft maar doorgaan voor mij en voor het team. Maar het is niet iets dat we als vanzelfsprekend moeten beschouwen.”
Van der Poels rit op zaterdag was slechts het nieuwste bewijs dat hij geen renner is die iets als vanzelfsprekend ziet. Hij en zijn team rusten niet op hun lauweren of worden niet gemakzuchtig. Zelfs na zijn overwinningen in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix vorig jaar is Van der Poel dit seizoen, op 30-jarige leeftijd, duidelijk in de vorm van zijn leven.
“Ik denk dat dit een van mijn beste vormen ooit is,” zei hij na zijn overwinning. “Ik heb deze winter meer getraind dan ooit en besef nu dat ik die trainingsbelasting goed aankan.”

Bovendien toonde hij onderweg dezelfde aanpassingsvaardigheid die hem en Alpecin de afgelopen seizoenen naar de top hebben gebracht. Weinig, zo niet geen enkele andere renner in het profpeloton, is zo’n uithangbord voor zijn team als Van der Poel dat is voor Alpecin, een ploeg die net zo goed de zijne is als die van teammanagers Christoph en Philip Roodhooft.
Van der Poel is precies wat Alpecin nodig heeft, wanneer ze het nodig hebben. Hij werkt samen met zijn ploeggenoten om elk doel te bereiken, op de manier die het best past. Van de vier Monumenten die het team sinds begin 2024 heeft gewonnen, won Van der Poel er zelf drie, terwijl hij een sleutelrol speelde in de overwinning van Philipsen in de vierde (en ook als lead-out fungeerde voor Philipsen in de Tour de France). Zaterdag had zijn team hem opnieuw als kopman nodig. Hij leverde, terwijl hij zich aanpaste aan de aanvallen van Pogačar onderweg.
Met Philipsen niet in topvorm na zijn val in Nokere Koerse, zette Alpecin vol in op Van der Poel bij San Remo. Silvan Dillier was de ultieme meesterknecht, die urenlang het tempo aan de kop bepaalde. Van der Poel zat perfect gepositioneerd, zelfs toen UAE overduidelijk aangaf dat Pogačar op de Cipressa zou aanvallen. Toen de Sloveense superster uiteindelijk zijn aanval plaatste, konden alleen Van der Poel en Filippo Ganna (Ineos Grenadiers) volgen. Op de volgende klim, de Poggio, gooide Pogačar alles in de strijd, maar Van der Poel hield het hoofd koel.
Hij leek nauwelijks onder druk te staan en bleef kalm, zelfs terwijl de man die Strade Bianche met meer dan een minuut voorsprong won ondanks een valpartij, zijn uiterste best deed om hem te lossen.
Pogačars aanval op de Poggio leverde niets op, behalve een kortstondige achterstand voor Ganna. Van der Poel had zelfs genoeg vertrouwen om zelf een aanval te plaatsen vlak voor de top. Pogačar overleefde die aanval, maar het was zeldzaam om een concurrent met zoveel bravoure te zien koersen. Van der Poels koelbloedigheid werd nog eens extra onderstreept toen hij zijn sprint vanop 300 meter lanceerde – tegen alle conventies in, en precies goed om zijn rivalen te verrassen.
De zet pakte perfect uit, en Van der Poel verzilverde zo een prestatie die in de afgelopen 50 jaar ongeëvenaard is.
Had hij Pogačar tegemoet getreden met dezelfde schroom als talloze anderen, die zich bij voorbaat al neerleggen bij een tweede plaats zonder echt te vechten, dan had zaterdag er misschien heel anders uitgezien. Maar Van der Poel vertrouwde op zijn kracht. Hij was onwrikbaar, en Alpecin werd beloond met weer een grote zege – en het is nog maar maart.
Over twee weken zal Van der Poel zijn titel verdedigen in de Ronde van Vlaanderen, waar Pogačar opnieuw een van zijn grootste rivalen zal zijn. De week daarna lonkt Parijs-Roubaix.
In beide koersen zou Philipsen fitter moeten zijn dan in San Remo, en Alpecin kan opnieuw rekenen op renners als Dillier en Gianni Vermeersch om hun rol te spelen. Ze hebben misschien niet de naamsbekendheid van de meer prestigieuze helpers bij andere teams – teams die vaak groots uitpakken op de transfermarkt, terwijl Alpecin relatief rustig blijft – maar er is geen twijfel mogelijk dat hun formule werkt.
Nog maar twee jaar na hun promotie naar de WorldTour heeft Alpecin een reële kans om vijf van de laatste zeven of zelfs zes van de laatste acht Monumenten te winnen. Dat is grotendeels te danken aan de superster die altijd op het juiste moment levert, die noch terugdeinst voor de strijd tegen de beste renner van zijn generatie, noch te trots is om een traantje weg te pinken na een triomf op de Via Roma.