Voor Mads Pedersen en Lidl-Trek zijn de kasseiklassiekers voorbij. De Deense kopman van het Duits-Amerikaanse team begon 2025 met het duidelijke doel om een Monument te winnen, maar na Parijs-Roubaix keert hij met lege handen naar huis terug. In Roubaix had het kunnen gebeuren, tot pech hem volledig uit de kop van de koers sloeg. Toch bestaat “wat als” niet in het pragmatische denkkader van Pedersen.

Met nog 71 kilometer te gaan bestond de kopgroep in Parijs-Roubaix uit Mathieu van der Poel, Jasper Philipsen, Tadej Pogacar, Stefan Bissegger en Pedersen zelf. De Deen was daar dankzij uitstekend teamwork van Lidl-Trek. Hoewel Edward Theuns en Jasper Stuyven vroeg crashten, zorgden Daan Hoole, Mathias Vacek en Tim Declercq ervoor dat hun kopman in perfecte positie aan de eerste kasseistroken kon beginnen.
Pedersen nam vervolgens meerdere keren het initiatief en verdiende terecht zijn plek in de voorste groep van vijf. Maar met nog 70 kilometer te gaan, terwijl hij goed geplaatst zat, kreeg hij een lekke band. Weg uit de kopgroep en realistisch gezien, weg waren zijn kansen. Hij wisselde wiel met ploegmaat Daan Hoole en probeerde met de achtervolgende groep terug naar voren te komen, maar het bleek te veel gevraagd. Een derde plaats was het hoogst haalbare, en dat is waar hij eindigde, in een sprint met Wout van Aert en Florian Vermeersch.
Persconferentie na Parijs-Roubaix 2025 – Mads Pedersen
Mads, heb je al een antwoord gevonden op de beroemde ‘wat als?’-vraag?
“Nee, en ik wil er ook geen geven. Want we zullen het nooit weten, en ik ga er niks over zeggen. Het is altijd als dit, als dat. Ik had veel pech op een slecht moment, en dat is het verhaal. Het is wat het is, niet wat als.”
Hoe voelde je je tot dat moment?
“Ik voelde me echt goed, en het team deed het fantastisch door me altijd voorin te houden en hard te werken. Alles ging echt goed—tot dat moment.”
Er waren behoorlijk wat lekke banden. Lag dat aan de regen?
“Volgens mij maakte dat niet veel uit. Of het nou regent of niet, je ziet altijd wel lekke banden. Als je een steen raakt, ben je eraan. Dat geldt voor iedereen.”
Was het mentaal moeilijk om om te schakelen na die tegenslag?
“Dat moet wel. Als je wordt teruggeslagen, moet je je herpakken en focussen op wat er nog komt. Op dat moment reden we nog niet eens voor het podium in de achtervolgende groep, maar je weet ook: in Parijs-Roubaix kan van alles gebeuren. Als je blijft vechten, kan je nog op het podium eindigen. En dat is precies wat er gebeurde.”
In de finale zat je met Wout van Aert en Florian Vermeersch. Voelde je je de sterkste van de drie?
“Nee, helemaal niet. Ik wilde dat zij ook werkten op de kasseien, dus ze moesten ook kopwerk doen. Het leek ook alsof ze om de beurt probeerden aan te vallen, maar ik probeerde gewoon het tempo hoog te houden om de sprint te lanceren. Gelukkig was ik nog sterk genoeg.”
Twee weken geleden noemde je Mathieu een monster, hoe zou je hem nu omschrijven?
“Dat monster is er nog steeds, dus ik laat het daar maar bij.”
Vind je het jammer dat je hem in de volgende koers niet treft? (Pedersen rijdt de Giro en Kopenhagen, Van der Poel de Tour, red.)
“Ik kijk er eigenlijk naar uit om even niet tegen hem en Tadej te rijden. We moeten genieten van de duels die we samen hebben, en dat niet als vanzelfsprekend beschouwen, alsof zulke mooie koersen altijd normaal zijn. Mathieu en Tadej rijden de Tour, dat is een totaal andere benadering. Mensen moeten dat accepteren, en wij moeten gewoon genieten van deze gevechten in de klassiekers. Dan wachten we weer twaalf maanden.”
Hoe uniek is dit?
“Dat mogen jullie bepalen. Wij genieten gewoon van het racen tegen elkaar. Tot volgende week.” (grijnst)