Het had perfect moeten zijn. Zo’n verjaardag die je het gevoel geeft dat je gezien, geliefd en gevierd wordt. Jools had wekenlang hints laten vallen — over de taart die ze wilde, de mensen die ze hoopte te zien, het liedje dat ze stiekem hoopte te horen als ze binnenkwam. Ze vroeg nooit veel — een stille meid in een lawaaierige wereld — maar deze keer hoopte ze dat haar verjaardag anders zou zijn.

Toen de dag kwam, rees de zon zacht en goudkleurig op. Haar telefoon lichtte op met berichten: *Gefeliciteerd, Jools! Je bent geweldig! Hoop dat vandaag net zo speciaal is als jij!* Elk piepje gaf haar een vonkje warmte — totdat ze merkte dat de meeste berichten hetzelfde waren, gekopieerde woorden die achteloos verstuurd waren. Ze wist dat ze dankbaar moest zijn, maar toch voelde elk bericht als een herinnering dat mensen haar uit verplichting herinnerden, niet uit oprechte blijdschap.
Thuis rommelde haar moeder in de keuken. Ballonnen hingen scheef aan de muur. Een kant-en-klare taart stond in een doos op het aanrecht — chocolade, maar de verkeerde soort, met te veel glazuur dat ze al sinds ze klein was altijd eraf schraapte. Ze glimlachte beleefd terwijl haar moeder druk deed met kaarsjes en bordjes. “Alles oké?” vroeg haar moeder, terwijl ze Jools’ geforceerde glimlach zag. “Perfect,” loog Jools.
De gasten druppelden binnen — neven en nichten die ze in jaren niet had gezien, buren die ze amper kende. Ze vulden de woonkamer, pratend door elkaar heen over werk, kinderen, het weer. Niemand vroeg haar naar haar nieuwe schilderij, of naar haar kleine moestuintje dat ze de hele lente had verzorgd. Niemand vroeg wat ze echt wilde voor haar verjaardag. In plaats daarvan gaven ze cadeauzakjes met algemene zeepjes en kaarsen, alsof ze haar helemaal niet kenden.
Toen de lichten dimden en iedereen zong, sloot Jools haar ogen en deed een wens — *Alsjeblieft, laat me gelukkig zijn.* Ze blies de kaarsjes uit onder luid applaus. Iemand liet confetti knallen. Een oom maakte een flauwe grap over ouder worden. Ze lachte omdat iedereen lachte. Maar de lach bereikte haar ogen niet.
Later, toen de laatste gast weg was en haar moeder op de bank lag te dommelen, glipte Jools naar buiten. De nacht was koel, de straat stil. Ze ging op de traptreden zitten, de overgebleven taart op haar schoot. Ze peuterde aan het glazuur terwijl haar gedachten afdwaalden naar de verjaardag die ze graag had gewild: gewoon een paar goede vrienden, muziek die ze mooi vond, échte lachsalvo’s, vragen die ertoe deden, gesprekken die bleven hangen.
Een eenzame lantaarnpaal knipperde boven haar. Een zwerfkat sloop voorbij en bleef staan om haar aan te kijken — ogen helder in het donker. Jools glimlachte naar de kat, een klein moment van verbinding. Ze fluisterde in de nacht: “Maar ik ben niet gelukkig.”
En misschien, dacht ze, was het toegeven de eerste stap. Misschien zou ze volgend jaar haar eigen dag plannen, zelf haar taart kiezen, alleen die mensen uitnodigen die haar echt zagen. Misschien zou ze het volgend jaar hardop zeggen voordat de kaarsjes uitgingen: Ik wil meer dan dit.