Wanneer José De Cauwer spreekt, luistert de wielerwereld. Niet alleen omdat hij een gerespecteerd commentator en voormalig ploegleider is, maar ook omdat zijn woorden vaak dwars door de ruis snijden met een soort rauwe, ongepolijste eerlijkheid die zeldzaam is geworden. Dus toen hij onlangs sprak over het overlijden van zijn vader — die de opmerkelijke leeftijd van 102 bereikte — raakte zijn simpele maar diepzinnige opmerking een gevoelige snaar: *“Een levende vader is beter dan een dode vader.”

Het klinkt bijna te vanzelfsprekend, bijna bot. Maar in die korte zin schuilt een waarheid die ver reikt voorbij het peloton of de commentaarcabine. De Cauwers vader was een man die meer dan een eeuw aan leven zag — geboren vóór de Tweede Wereldoorlog, getuige van tijden vol ontberingen en triomfen, veranderingen in technologie, cultuur en sport. 102 jaar worden is, hoe je het ook wendt of keert, bijzonder. Velen zouden zeggen dat het een zegen is. En toch voelt voor De Cauwer het verlies niet minder scherp omdat zijn vader zo oud werd.
Er zit een onuitgesproken les in over aanwezigheid — over hoe we de levenden vaak vanzelfsprekend vinden, tot ze er niet meer zijn. Een hoge leeftijd kan het verdriet voor buitenstaanders verzachten. Mensen zeggen dan dingen als *“Wat een prachtige leeftijd,”* of *“Hij heeft een mooie leeftijd bereikt,”* alsof het verdriet kleiner zou moeten zijn omdat het leven zo lang was. Maar voor een zoon is een vader nooit “oud genoeg om te gaan.” Hij is gewoon Papa. Een bron van raad, een geruststellende stem aan de andere kant van de lijn, een stille aanwezigheid aan de keukentafel. En als dat wegvalt, kunnen alle verjaardagen en mijlpalen de nieuwe stilte niet opvullen.
De Cauwers woorden herinneren ons eraan dat geen enkel aantal jaren de warmte van een levende knuffel, een levende lach of een levend woord van aanmoediging kan vervangen. Ze sporen ons ook aan om eens om ons heen te kijken, naar de vaders, moeders, grootouders — zelfs vrienden — die we nog hebben. Ze worden ouder, misschien breekbaar of vergeetachtig, maar ze zijn er. Nu. Ademend, luisterend, liefhebbend op hun eigen grote of kleine manier. We rouwen zo vaak om de doden met bloemen en toespraken, maar vergeten de levenden te vieren met onze tijd en aandacht.
Voor De Cauwer is de eeuw die zijn vader hier was een bewijs van veerkracht. Maar zijn overlijden herinnert ons eraan dat het er niet om gaat hoe lang we onze ouders hebben, maar hoe intens we hen koesteren zolang ze er nog zijn. In het wielrennen worden koersen gewonnen met minuten en seconden, uitvallen en timing. Het leven verschilt daar niet zo veel van. De momenten tellen — de dagelijkse check-ins, de simpele vragen, het vergeven en bedanken dat we soms uitstellen.
“Een levende vader is beter dan een dode vader.” Het is een zin om te onthouden — en om elke dag naar te leven.