Parijs, 20 juli 1975. De lucht hing zwaar van hitte, spanning en geschiedenis in wording. De laatste etappe van de Tour de France 1975 rolde de Franse hoofdstad binnen een moment van triomf voor de nieuwe kampioen, Bernard Thévenet, en het symbolische einde van een tijdperk dat door één man werd gedomineerd: Eddy Merckx. En toch gaf Thévenet later toe: “Ja hoor, zelfs daar was ik nog bang voor Eddy.”

De Tour van dat jaar was meedogenloos. Het toonde Merckx op zijn meest menselijke. Tijdens de etappe naar de Puy de Dôme kreeg hij een klap in de ribben van een toeschouwer, wat hem de rest van de koers pijn bezorgde. Thévenet greep zijn kans en viel onophoudelijk aan in de Alpen. Zijn beslissende aanval kwam op etappe 15 naar Pra-Loup, waar Merckx voor het eerst in het geheugen van velen “kraakte”. Het beeld van de Belgische kampioen die zigzaggend de berg opging, naar adem happend, was zowel schokkend als symbolisch de val van een koning.
Tegen de tijd dat de koers Parijs bereikte, had Thévenet de gele trui veiliggesteld. De menigte was uitzinnig: eindelijk weer een Franse winnaar, de eerste sinds Lucien Aimar in 1966. De finish op de Champs-Élysées dat jaar voor het eerst ingevoerd bood het perfecte toneel voor deze machtswisseling. De nieuwe route maakte van de slotetappe een viering van spektakel en uithoudingsvermogen, en is sindsdien het iconische einde van de Tour gebleven.
Maar voor Thévenet was vreugde vermengd met een vleugje angst. Zelfs met minuten voorsprong vreesde hij Merckx. De Belg was er nog steeds, nog steeds gevaarlijk, nog steeds in staat tot iets bovenmenselijks. “Ik voelde me pas veilig in de laatste meters,” gaf Thévenet later toe. “Eddy kon altijd iets verzinnen.” Die angst zei alles over de aura van Merckx. Hij was niet zomaar een rivaal; hij was een natuurkracht, een levende legende wiens schaduw over elke pedaalslag hing.
Terwijl het peloton door Parijs cirkelde, reed Merckx stoïcijns, zijn gezicht ondoorgrondelijk. Hij wist dat het voorbij was niet alleen deze Tour, maar een tijdperk. Toen Thévenet als nieuwe kampioen over de streep kwam, hief hij zijn armen eerder in opluchting dan in triomf. De Franse pers riep hem uit tot de man die “de Kannibaal had geveld.” En toch verraadden Thévenets woorden, zelfs in de overwinning, het respect en de eerbied die hij nog steeds voelde voor de grote Belg.
De Tour de France van 1975 was meer dan een race — het was de overdracht van de wielerkroon. Thévenet stond bovenaan het podium in het geel, terwijl Frankrijk juichte om hem heen. Maar diep vanbinnen wist hij: wie de trui ook draagt, de schaduw van Eddy Merckx zal altijd naast hen blijven rijden.