Zondag kan een bepalende dag worden in de al indrukwekkende carrière van Mathieu van der Poel. De Nederlander jaagt op zijn vierde overwinning in de Ronde van Vlaanderen, een winst die hem de succesvolste renner in de geschiedenis van deze iconische Monument zou maken. Maar in zijn weg staat niemand minder dan Tadej Pogacar.

Een van degenen die het nauwlettend in de gaten zal houden, is zijn vader, Adrie van der Poel, die Mathieu’s reis vanaf het allereerste begin heeft meegemaakt. Het was echter niet altijd voorbestemd om wielrennen te worden, want aanvankelijk leek het alsof voetbal zijn pad zou zijn.
Mathieu toonde veelbelovend talent op het veld en werd zelfs opgepikt door Willem II, waar hij uitblonk in hun jeugdscoutingprogramma. “Na een jaar was Matje een van de vier jongens die door mochten gaan in het scoutingprogramma,” vertelde Adrie aan NRC.
Wauw, hoeveel renners in het peloton zouden extra overwinningen hebben behaald als Mathieu van der Poel had besloten voetballer te worden!
“Maar papa,” zei Mathieu tegen hem, “ik wil helemaal geen voetballer worden.” Adrie adviseerde hem om de coach respectvol te bedanken en uit te leggen dat hij wielrenner wilde worden. “Dat deed hij. Die man vond dat absoluut fantastisch.”
Zelfs als jongere was zijn natuurlijke talent al duidelijk. “Matje was al van jongs af aan flexibeler en handiger. Hij was gedreven, wilde altijd het meeste eruit halen, had de wil om te winnen. Dat herkende ik in mezelf,” zei Adrie.
Vijf jaar later stond Mathieu in de voorhoede van de voorjaarsklassiekers en leidde hij een team in opkomst. Herinner je je nog dat Alpecin geen WorldTour-team was voordat Van der Poel hen naar die status sleepte?
Met toenemende successen kwamen ook meer middelen en structuur. Op een gegeven moment voerde een persoonlijke trainer een strikte limiet van 60 wedstrijddagen per jaar in en adviseerde hij om de Tour de France pas te rijden als Mathieu 25 was, een beslissing die Adrie volledig ondersteunde. “Ik heb altijd gezegd: zorg ervoor dat je op een dag in de week niet op je fiets zit. Dan heb je 52 rustdagen per jaar.”
Er waren ook momenten van bezorgdheid onderweg. “Een paar jaar geleden reed hij af en toe op een motocrossmotor, hij had verschillende motoren,” herinnerde Adrie zich. “Daar hou ik helemaal niet van. Zijn beste vriend komt uit de motorsport en heeft een ruggenwervelblessure door een ongeluk. Ik heb tegen hem gezegd: doe dat niet, er is nog zoveel tijd om van dat soort dingen te genieten als je gestopt bent met wielrennen.”
Adrie wist echter dat hij niet te hard moest aandringen. “Ik weet ook dat ik het niet tien keer moet zeggen, want dan doet hij het juist meer. Maar ik hoor hem er niet meer over praten, ik denk niet dat hij nog motoren heeft. Hij heeft een andere passie gevonden: golf. Daar is hij helemaal in opgegaan, terwijl ik denk: nou, ik ben verrast dat hij dat leuk vindt.”
Hij glimlacht om de verandering. “Ik vind het ook geweldig – maar dan met iemand anders,” grapte Adrie. “Maar ja, als bedrijven zich willen associëren met Matje, waarom zouden ze dat niet doen? Hij is ook heel zorgvuldig met zijn spullen. Ik zie hem zelden in een vieze auto, zijn huis is altijd super schoon.”